Complicaties tijdens de bevalling
Tijdens een bevalling kunnen complicaties optreden. Hieronder vindt u een aantal complicaties die voor kunnen komen tijdens de bevalling.
- De bevalling gaat niet vooruit. Ondanks krachtige weeën wordt uw baby niet geboren. Dit kan komen doordat uw kind aan de grote kant is of dat het hoofdje te ongunstig ligt. Een te nauw geboortekanaal, zwakke weeën of uitputting bij de moeder kunnen ook een rol spelen.
- (Dreigend) zuurstoftekort bij uw baby. De bevalling kan te veel vragen van uw baby. Zijn hartslag kan achteruitgaan. Om zuurstoftekort te voorkomen kan ingrijpen nodig zijn.
- Een aandoening bij u, waarbij weeën of persen niet gewenst zijn. Bij sommige aandoeningen van het hart, de longen of het zenuwstelsel kan lang krachtig persen een risico vormen voor u. Het gebruik van een vacuümpomp kan de duur van de persfase verkorten en dit risico verkleinen.
- Als de weeën niet sterk genoeg zijn om tot volledige ontsluiting te komen of om te persen spreekt men van weeënzwakte. Via een infuus wordt medicatie (oxytocine) toegediend die voor krachtige weeën zorgen.
- Een heel klein aantal baby's raakt tijdens de bevalling besmet met de bacterie 'Groep-B-Streptokokken'. Deze bacterie bevindt zich soms in de vagina (schede) van de moeder. Dit kan meestal geen kwaad, maar in enkele gevallen wordt de baby ziek. Lees hier meer informatie over de Groep-B-Streptokokken.
Bij sommige complicaties is het nodig om een hulpmiddel in te zetten om uw baby sneller en gezond geboren te laten worden.
Vacuümextractie
Bij een vacuümextractie plaatst de gynaecoloog een metalen of plastic cupje op het hoofdje van de baby. Door de lucht uit de cup weg te pompen, zuigt het zich vast aan het hoofdje. Als er dan een wee komt, kan de gynaecoloog helpen de baby geboren te laten worden door mee te trekken.
Knip
Het kan nodig zijn om de opening waar de baby doorheen moet, iets wijder te maken door een knip te geven. De medische term hiervoor is ‘episiotomie’. Dit gebeurt, evenals het hechten, onder plaatselijke verdoving.
Keizersnede
Wanneer de baby niet via de natuurlijke weg geboren kan worden of wanneer snelheid een vereiste is, komt de baby operatief ter wereld. Lees hier meer over een keizersnede.
Totaalruptuur
Tijdens een bevalling kan de huid en/of het onderliggende weefsel van de vagina scheuren, dit heet een ruptuur. Bij een totaalruptuur is ook de kringspier van de anus geheel of gedeeltelijk doorgescheurd, soms tot in de darm. Bij ongeveer 2 van de 100 bevallingen ontstaat een totaalruptuur. De kans is het grootst bij een eerste bevalling.
Een totaalruptuur moet altijd worden gehecht. Dit gebeurt meestal op de operatiekamer onder volledige verdoving of met een ruggenprik. De meeste vrouwen herstellen volledig na een totaalruptuur en kunnen bij een eventuele volgende zwangerschap weer vaginaal bevallen. Een klein deel van de vrouwen die een totaalruptuur hebben gehad, blijft moeite houden met het ophouden van winden en heel soms met het ophouden van de ontlasting. In ons ziekenhuis hebben wij een speciaal spreekuur voor vrouwen bij wie de bevalling is gecompliceerd door een totaalruptuur. De maag-, darm-, leverarts en de gynaecoloog zien de vrouw 6 maanden na de bevalling om te beoordelen of de wond goed is genezen en of er klachten zijn. Ook wordt op dit spreekuur advies gegeven over eventuele toekomstige bevallingen.