Begeleiding tijdens uw zwangerschap

In het ziekenhuis wordt u tijdens uw zwangerschap begeleid door een gynaecoloog (in opleiding), een verloskunde arts of een klinische verloskundige die in het ziekenhuis werkt. Zij zijn bij problemen of vragen altijd aanspreekbaar en hebben gezamenlijk overleg. Op de polikliniek werken verpleegkundigen en doktersassistenten, die de arts tijdens het spreekuur ondersteunen. Daarnaast zijn op de polikliniek arts-assistenten en echoscopisten werkzaam.

Persoonlijk zorgplan

Een goede begeleiding van de zwangerschap draagt bij aan een voorspoedige geboorte van een gezond kind, beperkt de risico’s voor de moeder en zorgt dat eventuele problemen zo vroeg mogelijk worden aangepakt. We stellen op basis van uw persoonlijk situatie een zorgplan op. Tijdens de zwangerschap kan het nodig zijn om het zorgplan aan te passen. Hoeveel controles u uiteindelijk krijgt hangt af van uw medische voorgeschiedenis.

Bloedonderzoek

Om uw zwangerschap zo goed mogelijk te laten verlopen, willen wij uw bloed onderzoeken op een aantal factoren zoals bloedgroep en verschillende infectieziekten. Verder controleren of uw bloedarmoede heeft. Dit kunnen we zien aan het zogenoemde hemoglobinegehalte in uw bloed.

Als onderzoek uitwijst dat uw kind kans heeft ziek te worden, is het vaak mogelijk u te behandelen en zo uw kind te beschermen. Voor meer betrouwbare informatie over het bloedonderzoek voor zwangeren, verwijzen wij u graag naar deze video van het RIVM.

Bloedgroep

In het begin van de zwangerschap wordt uw bloedgroep vastgesteld. Deze kan A, B, O of AB zijn. Naast de A, B, O en AB is het ook belangrijk dat de Rhesusfactor bekend is. Er bestaan verschillende soorten Rhesus-bloedgroepen. Tijdens de zwangerschap zijn vooral de bloedgroepen Rhesus (c) en Rhesus (D) van belang.

In deze folder van het RIVM kunt u lezen wat bloedgroepen zijn, wat Rhesusziekte is en hoe het ontstaat.

Suikertest

Tijdens de zwangerschap kan het gebeuren dat de hoeveelheid glucose (suiker) in het bloed te hoog wordt. Een te hoog suikergehalte kan wijzen op zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum). Dit kan gevolgen hebben voor u en uw baby. Om zwangerschapsdiabetes op te sporen wordt een orale glucose tolerantietest (OGTT) gedaan.

Er zijn verschillende redenen om verwezen te worden voor een OGTT, bijvoorbeeld bij overgewicht of het gebruik van bepaalde medicijnen, suikerziekte in de voorgaande zwangerschap of in de familie. Ook tijdens de zwangerschap kunt u een indicatie ontwikkelen voor een OGTT, zoals een groot geschat kind of een teveel aan vruchtwater.

De mediabron waarnaar verwezen wordt ontbreekt en moet opnieuw ingevoegd worden.

.

Echo's

Tijdens uw zwangerschap krijgt u een aantal echo's. Met echoscopisch onderzoek is het mogelijk om uw kind in beeld te brengen. Tijdens dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van geluidsgolven. Deze zijn niet schadelijk voor uw kind

Echo intacte zwangerschap

Tijdens de eerste controle wordt door middel van een echo gekeken hoe lang u ongeveer zwanger bent, of het vruchtje in de baarmoeder zit en of het hartje klopt. Meestal is dit een vaginale (inwendige) echo om de zwangerschap goed in beeld te kunnen brengen.

Termijnecho

Rond de 10 tot 11 weken zwangerschap wordt een termijnecho gemaakt. Dit gebeurt tijdens een speciaal echospreekuur. Tijdens deze echo wordt bepaald hoe lang u precies zwanger bent en wat de uitgerekende datum is. De uitgerekende datum is van belang om, onder andere, de groei van uw kindje goed te kunnen controleren. Over het algemeen is dit een uitwendige echo (via de buik). Het kan soms ook nodig zijn om met de vaginale (inwendige) echo te kijken.

Groeiecho’s

Bij elke controle wordt de groei van uw baarmoeder gemeten. Als uw baarmoeder goed groeit, groeit de baby ook goed. Op het spreekuur zelf wordt ook met de echo naar het hartje van de baby gekeken. Dit is een korte echo.

Daarnaast krijgt u een aantal groeiecho’s. Deze worden ingepland op het speciale echospreekuur. Het aantal groeiecho’s verschilt per zwangere vrouw en is afhankelijk van uw persoonlijke zorgplan. Bij een groeiecho wordt het hoofd, de buikomvang en het bovenbeen van de baby gemeten. Als de baby klein is, meet de echoscopist ook de bloeddoorstroming in de bloedvaten van de baby. Dit heet een Doppler-meting. Hiermee wordt de stroming in een bloedvat in de navelstreng en in het hoofd gemeten. Dit zegt iets over de werking van de placenta. Daarnaast meet de echoscopist de hoeveelheid vruchtwater.

Prenatale screening

Tijdens de zwangerschap kan al onderzoek worden gedaan naar afwijkingen. Dit wordt prenatale (voor de geboorte) screening genoemd. U kiest zelf of u deze onderzoeken wilt. Voor de 13 en 20 weken echo en het screeningsonderzoek naar down-edwards- en patausyndroom kunt u in ons ziekenhuis terecht. In sommige situaties sturen we u door naar het Erasmus MC. Bijvoorbeeld als u in het verleden een kindje met een aangeboren afwijking heeft gekregen. Of als u een aandoening heeft of medicijnen gebruikt die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van uw baby. Uw arts of verloskundige begeleidt u hierbij.

Heeft u behoefte aan meer informatie over de prenatale screening? Geef dit dan aan bij uw eerste bezoek. We plannen samen met u een uitgebreid gesprek in. 

13 wekenecho

Met de 13 wekenecho kunt u laten onderzoeken of uw kind een lichamelijke afwijking heeft. Een lichamelijke afwijking betekent dat een deel van het lichaam van het kind er anders uitziet dan normaal. De 13 wekenecho lijkt veel op de 20 wekenecho. Bij beide onderzoeken bekijkt een echoscopist met een echo-apparaat of uw kind lichamelijke afwijkingen heeft.

20 wekenecho

Bij de 20 wekenecho wordt uw kindje van top tot teen bekeken en gecontroleerd op eventuele aangeboren afwijkingen. Het hoofddoel van de 20 weken echo is onderzoek naar de aanwezigheid van een open rug of een open schedel. Bij deze echo wordt gekeken naar de ontwikkeling van de organen van uw kind. Tijdens het onderzoek kunnen ook andere lichamelijke afwijkingen worden gezien (bijvoorbeeld waterhoofd, hartafwijkingen, breuk of gat in het middenrif, breuk of gat in de buikwand, afwezigheid of afwijkingen van de nieren, afwijkende ontwikkeling van de botten, afwijkingen van armen of benen). Verder wordt gekeken of het kind goed groeit en of er voldoende vruchtwater is.

Bekijk in een video van het RIVM meer over de 13 wekenecho en de 20 wekenecho 

Screening op down-, edwards- en patausyndroom

Met dit onderzoek kunt u laten onderzoeken (screenen) hoe groot de kans is dat uw kind down-, edwards- of patausyndroom heeft. Dit onderzoek gebeurt al vroeg in de zwangerschap en wordt gedaan via een NIPT test.

  • De NIPT
    Deze vorm van onderzoek is een bloedonderzoek die wordt uitgevoerd bij de zwangere. De NIPT is een chromosoomonderzoek en kan vanaf 10 weken zwangerschap. De NIPT toont aan of er een aanwijzing is dat het kind een down-, edwards- of patausyndroom heeft.

Lees meer over de screening op down-, edwards- en patausyndroom op de website van het RIVM. 

Ongunstige testuitslag

Bij een ongunstige testuitslag kunt u ervoor kiezen om een vervolgonderzoek te laten doen. U kunt ook niets doen en afwachten. Uw besluit heeft geen invloed op de zorg tijdens de zwangerschap en bevalling.

Kijk voor meer informatie, folders en animatievideo’s op www.pns.nl, de website over pre- en neonatale screeningen.

Speciale spreekuren

Een goede begeleiding van de zwangerschap draagt bij aan een voorspoedige geboorte van een gezond kind, beperkt de risico’s voor de moeder en zorgt dat eventuele problemen zo vroeg mogelijk worden aangepakt. Elke zwangere vrouw heeft daarom een persoonlijk op haar situatie toegespitst zorgplan. In Franciscus bieden we naast de normale zwangerschapscontroles ook speciale spreekuren aan voor zwangere vrouwen. U leest hier welke spreekuren dit zijn.

30 weken spreekuur

Rond de 30e week van uw zwangerschap krijgt u een afspraak bij onze verpleegkundig specialist. Zij geeft u informatie over de verloskamers, pijnbestrijding, de hulp die u krijgt, wat u moet meenemen naar het ziekenhuis en wanneer u moet bellen. Als u speciale wensen heeft rondom uw bevalling in ons ziekenhuis, bijvoorbeeld wie erbij mogen zijn of wat voor pijnstilling u wilt, kunt u dit beschrijven in een geboortewensplan. Dit plan is bedoeld voor uzelf, uw naasten, uw gynaecoloog of verloskundige of andere zorgverleners. Het laat zien wat voor u belangrijk is, zodat degene die uw bevalling begeleidt hier zoveel mogelijk rekening mee kan houden.

Zwangerschapsdiabetes

Bij Franciscus is er extra aandacht voor zwangere vrouwen met diabetes mellitus of met zwangerschapsdiabetes (suikerziekte). Hiervoor is, samen met de internisten, diëtisten en diabetesverpleegkundigen, de diabetes carrousel opgezet. U ziet de betrokken zorgverleners zoveel mogelijk op 1 dag zodat u minder vaak naar het ziekenhuis hoeft te komen. Daarnaast wordt uw situatie 1 keer per maand in het team besproken om de kans op complicaties zo klein mogelijk te houden.

Stevige start-polikliniek

Zwanger zijn en een kindje verwachten zijn grote gebeurtenissen in uw leven. Heeft u het gevoel dat u niet kunt genieten van uw zwangerschap of bent u angstig of in de war? Is uw gezinssituatie wat complexer dan gewend. Heeft u huisvestingsproblemen of schulden? Dan kunt u op onze Stevige start-polikliniek terecht voor hulp en begeleiding.

Op deze polikliniek bundelen zorgverleners hun krachten om u voor en tijdens de zwangerschap, rondom de bevalling en in de kraamtijd te ondersteunen en u en uw baby zo een stevige start te bieden. We bieden ondersteunende behandeling/begeleiding in vorm van maatschappelijk werk en als het nodig is psychotherapie, of medicatie. We geven voorlichting en begeleiden tijdens de bevalling en de kraamtijd. Als het nodig is bieden we u meer ondersteuning thuis.

Stuitligging baby

Als uw kind met het hoofd boven in de baarmoeder ligt en met de stuit naar beneden, wordt gesproken van een stuitligging. Waardoor een kind in stuitligging ligt, is vaak niet duidelijk. Tegen het einde van de zwangerschap kan het zinvol zijn te proberen het kind te draaien, zodat het met het hoofd beneden komt te liggen. Het draaien wordt een versie genoemd. Er wordt een echo gemaakt om te kijken of er een reden is voor de stuitligging, uw baby goed gegroeid en of het mogelijk is om de baby naar hoofdligging te draaien. Ook wordt een CTG (hartfilm) gemaakt om de conditie van uw baby te checken. Als alles in orde is, en als u dit wilt, proberen we de baby te draaien. Als dit niet lukt, bespreken we met u wat de beste wijzen van bevallen is, een vaginale bevalling of een keizersnede. Als de baby in stuitligging ligt is de gynaecoloog zelf aanwezig bij de bevalling. 

Voor meer informatie verwijzen wij u naar de website www.degynaecoloog.nl.

Speciaal spoedspreekuur

Tijdens uw zwangerschap kan er wel eens iets zijn waardoor u met spoed in het ziekenhuis moet worden gecontroleerd. Bijvoorbeeld als u de baby niet of veel minder voelt bewegen, bij bloedverlies of bij te vroeg optredende weeën, zelfs als dit ’s avonds, ’s nachts of in het weekend is. Hiervoor hebben wij de speciaal spoedspreekuur voor zwangeren. Hier wordt u gezien door de aanwezige arts of klinisch verloskundige.

Vaccinaties tijdens de zwangerschap

Kinkhoestvaccinatie

Kinkhoest is een erg besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie. De bacterie maakt een gifstof aan. Hierdoor ontstaan hoestbuien die wel maanden kunnen doorgaan. Baby’s kunnen het hierdoor erg benauwd krijgen en in ademnood komen.

Kinderen krijgen in Nederland een inenting tegen kinkhoest wanneer ze 2 maanden oud zijn. De eerste maanden zijn ze dus nog niet beschermd. Veel kinderen die de ziekte krijgen, krijgen deze dan ook de eerste maanden na de geboorte. Alle vrouwen in Nederland hebben tijdens hun zwangerschap de mogelijkheid om zich te laten vaccineren tegen kinkhoest. Hierdoor is uw kind meteen vanaf de geboorte beschermd tegen kinkhoest. Vaccineren kan vanaf week 22 in de zwangerschap. U kunt hiervoor zelf een afspraak maken bij het consultatiebureau.

Lees op de website van het RIVM meer over de vaccinatie tegen kinkhoest oftewel de 22 wekenprik.

Wel of geen (herhaling) coronavaccinatie

Zwangere vrouwen hebben een hogere kans om ernstig ziek te worden van COVID-19. Dit kan ook gevolgen hebben voor hun baby. Daarom is het belangrijk om u te laten vaccineren als u zwanger bent. Ook als u al gevaccineerd bent of eerder corona heeft gehad, adviseren wij u de booster (herhaal) prik te halen. 

De prik kan elk moment in de zwangerschap gegeven worden, ook in het eerste trimester. Bij voorkeur haalt u de prik binnen week 13 en 26 van uw zwangerschap. De Pfizer en Moderna-vaccins zijn veilig voor zwangere vrouwen. Ze zijn bij miljoenen zwangere vrouwen gebruikt, zonder bijzondere bijwerkingen.

Uw verloskundige of gynaecoloog kan u verder informeren over de vaccinatie. U krijgt hiervoor geen uitnodigingsbrief van het RIVM. De coronavaccinatie is het hele jaar door beschikbaar voor zwangeren bij de GGD. Lees op de website van het RIVM meer over de coronavaccinatie tijdens de zwangerschap of bekijk hier een video met meer informatie. 

Griepprik

Baby's hebben meer kans op ernstige griep. Ook zwangere vrouwen met griep, belanden vaker in het ziekenhuis dan niet-zwangere vrouwen van dezelfde leeftijd met griep. Als u, als zwangere vrouw, de griepprik krijgt, beschermt dit u en uw baby. De griepprik is veilig voor jullie beiden.

Vrouwen die 22 weken of langer zwanger zijn, mogen de griepprik halen. U maakt hiervoor zelf een afspraak bij het consultatiebureau. U kunt de prik combineren met de kinkhoestvaccinatie. Het is veilig om beide vaccinaties tegelijk te halen.

Lees op de website van het RIVM meer over de griepprik tijdens de zwangerschap.

Advies gebruik aspirine

U heeft het advies gekregen om aspirine te gebruiken tijdens uw zwangerschap. Aspirine kan de kans op een hoge bloeddruk, pre-eclampsie of een kleine baby (groeivertraging) verkleinen als u hier vroeg in de zwangerschap mee begint. Aspirine werkt niet als behandeling als er al hoge bloeddruk, pre-eclampsie of groeivertraging in de zwangerschap is.

Wat is aspirine? 

Een andere naam voor aspirine is acetylsalicylzuur. Dit medicijn zorgt ervoor dat de bloedplaatjes in het bloed minder aan elkaar plakken. Aspirine is niet hetzelfde als paracetamol, dat mensen soms onterecht “een aspirientje” noemen

Welke complicaties voorkomt aspirine?

De arts heeft met u besproken dat u een hogere kans heeft dan andere zwangere vrouwen op één van de volgende problemen in de zwangerschap:

  • Pre-eclampsie; dit is een te hoge bloeddruk met eiwitverlies in de urine (dit wordt ook wel zwangerschapsvergiftiging of het HELLP-syndroom genoemd)
  • Een groeivertraging van de baby; de baby is te klein

Uit onderzoek is gebleken dat de kans op deze complicaties kleiner wordt als u vóór 16 weken zwangerschap start met het nemen van elke dag 1 pil aspirine. Ook bij het gebruik van aspirine blijft er een kans bestaan dat er toch hoge bloeddruk, pre-eclampsie of een groeivertraging van de baby ontstaat. Aspirine verlaagt deze kans, maar kan het ontstaan van één van deze aandoeningen niet altijd en bij iedereen voorkomen.

Hoe gebruikt u aspirine?

U begint vóór 16 weken zwangerschap met aspirine. U gebruikt één keer per dag 80-150 mg aspirine (de gynaecoloog schrijft de juiste dosis voor). U kunt dit het beste ’s avonds innemen met water, omdat het medicijn dan beter wordt opgenomen. Stop met het gebruik van aspirine bij een zwangerschapsduur van 36 weken. Stop eerder met aspirine als de bevalling eerder begint. Uw gynaecoloog bespreekt met u als er een andere reden is om voor een zwangerschapsduur van 36 weken te stoppen met aspirine.

Is aspirine veilig? 

Gebruik van aspirine geeft geen verhoogd risico op afwijkingen bij de baby. Gebruik van aspirine geeft geen verhoogd risico op bloedverlies tijdens de zwangerschap of veel bloedverlies na de bevalling.

Wat zijn de mogelijke bijwerkingen van aspirine?

Sommige vrouwen kunnen maagklachten krijgen van aspirine. In dat geval mag u ook een maagbeschermer (bijvoorbeeld omeprazol) erbij gebruiken. Heel zelden kan er een maagbloeding ontstaan. Als u last krijgt van maagklachten of maagpijn tijdens het gebruik van aspirine, neem dan contact op met uw arts.

Wanneer mag u geen aspirine gebruiken?

U mag aspirine niet gebruiken als u:

  • ooit een maag- of dunne darmbloeding hebt gehad;
  • ooit een maagzweer of maaginfectie hebt gehad;
  • overgevoeligheid bent voor aspirine;
  • ooit een astma-aanval hebt gehad na gebruik van aspirine;
  • lage bloedplaatjes in het bloed hebt (gehad).

Soms is het nodig om een maagbeschermer bij de aspirine te gebruiken. Bijvoorbeeld als u een maagverkleining hebt gehad of als u SSRI (antidepressivum) gebruikt. Dit bespreekt uw gynaecoloog met u.

Wat kun u zelf nog meer doen?

Voldoende calcium en vitamine D gebruiken tijdens de zwangerschap is belangrijk voor de groei van uw baby. De inname van voldoende calcium en vitamine D verkleint ook de kans op het krijgen van een hoge bloeddruk en pre-eclampsie.

Calcium
Het advies is om 1 gram (1000 milligram) calcium (kalk) per dag in te nemen. 1 gram betekent 5 glazen melk of vergelijkbare zuivelproducten per dag. Eet of drinkt u weinig of geen producten met melk erin? Probeer dan meer calcium uit andere voeding te halen, of gebruik calciumtabletten.

Vitamine D
Om calcium goed op te nemen heeft het lichaam vitamine D nodig. Voldoende vitamine D is daarom belangrijk. Voor zwangere vrouwen geldt het advies om via druppels of vitaminepillen elke dag 10 microgram vitamine D in te nemen.

Groep-B-streptokokken (GBS)

De 'groep B streptokok' is een bacterie. Zwangere vrouwen hebben deze bacterie soms in de vagina (schede). Dit kan meestal geen kwaad. Een klein aantal baby’s wordt ernstig ziek door een infectie met deze bacterie. De infectie heet de ‘groep-B-streptokokkenziekte’ (GBS-ziekte). Deze ziekte kan meestal goed worden behandeld met een antibioticum.

Hoe vaak komen GBS voor?

GBS komen voor bij 1 op de 5 volwassenen, zonder dat ze klachten veroorzaken. Ongeveer de helft van de vrouwen die groep-B-streptokokken bij zich dragen, geeft de bacterie tijdens de bevalling door aan het kind. Ongeveer 10% van alle pasgeboren baby’s wordt met GBS besmet. Die kinderen worden niet allemaal ziek. De bacteriën zitten namelijk vaak alleen op de huid of slijmvliezen van het kind. Daar wordt hij of zij niet ziek van. Een pasgeboren baby wordt pas ziek als de bacteriën het lichaam binnendringen. Dit gebeurt bij 1 op de 100 kinderen die GBS van hun moeder kregen overgedragen. Dat is 1 op de 1.000 van alle pasgeboren kinderen.

De gevolgen van GBS voor pasgeboren baby's

De meeste baby’s die geïnfecteerd zijn met GBS worden meteen ziek, op dezelfde dag. Het zieke kind ademt vaak zacht kreunend of snel en oppervlakkig. Soms houdt het ademen even op. De kleur van de huid is niet mooi roze, maar grauw, blauw of bleek. Het kind kan slap aanvoelen en suf zijn. Soms reageert de baby erg sterk op prikkels, zoals aanraking. Ook kunnen stuipen (convulsies) ontstaan. De ziekte kan ernstig verlopen door ontstekingen, zoals een longontsteking (pneumonie), een bloedinfectie (sepsis) of een hersenvliesontsteking (meningitis). Sommige kinderen krijgen meer ontstekingen tegelijkertijd. De ziekte kan zich in heel snel tempo ontwikkelen, soms binnen enkele uren. Het komt voor dat de ziekte slecht afloopt, terwijl de behandeling wel snel was gestart. Ongeveer 5 op de 100 kinderen met de GBS-ziekte overlijdt aan de infectie.

Verhoogd risico

Soms weten we van tevoren dat de baby een verhoogde kans heeft op de GBS-ziekte. Dat is zo bij de volgende risicofactoren:

  • een vroeggeboorte (zwangerschapsduur minder dan 37 weken);
  • langdurig gebroken vliezen (langer dan 24 uur);
  • temperatuurverhoging van de moeder tijdens de bevalling (>38C, rectaal);
  • een blaasontsteking door GBS bij de moeder tijdens de zwangerschap;
  • een eerder kind met de GBS-ziekte of bloedinfectie;
  • ooit positieve GBS kweek: een enkele keer is al vóór de zwangerschap duidelijk dat een vrouw GBS heeft, bijvoorbeeld in een kweek die wordt gemaakt omdat de vrouw afscheiding heeft.

De GBS zijn aan te tonen met een kweekje. De uitslag duurt meestal twee tot drie dagen.

Antibiotica 

Onderzoek naar GBS wordt in Nederland niet standaard bij elke zwangere vrouwen gedaan. GBS komt immers maar bij 1 op de 5 zwangeren voor en heeft maar zeer zelden gevolgen. Afhankelijk van de bovenstaande risicofactoren en GBS-dragerschap wordt antibiotica geadviseerd door uw verloskundig zorgverlener tijdens de bevalling. De antibiotica wordt gestart tijdens de ontsluiting (minstens 4 uur voor de geboorte) tot de geboorte.

Na de geboorte wordt uw kind altijd nagekeken door een kinderarts. Daarnaast zal observatie plaatsvinden op de Kraamafdeling. Soms krijgt ook de baby na de geboorte antibiotica, bijvoorbeeld als de moeder koorts had tijdens de bevalling. Het gebeurt maar zelden dat de moeder na de bevalling een antibioticum nodig heeft.